Omdat het niet de eerste keer was dat hij voor een dergelijk akkefietje bij de Politierechter moest komen, dreigde er meerdere weken gevangenisstraf.
Tijdens het gesprek dat ik met hem had ter voorbereiding van de zitting bleek dat hij de belediging ruiterlijk toegaf. Met zijn dronkenkop had hij de toezichthouder die hem wilde aanhouden inderdaad de woorden toegevoegd: “Je bent een lul, een kaffer. Jij bent een kankerlul, tyfuslijer, kankermongool, kutmarokaan. Rot op naar je eigen land, stinkerd”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, zoals dat dan zo mooi geformuleerd staat op een tenlastelegging.
De bedreiging waarvan hij ook beschuldigd werd zou eruit hebben bestaan dat hij ook nog eens tegen de toezichthouder had gezegd: “Als ik een knuppel had, had ik je kop eraf geslagen”. De officier van justitie eiste voor het geheel 3 weken gevangenisstraf.
Ik heb de politierechter voorgehouden dat door de zin te beginnen met ‘Als ik een knuppel had’ het duidelijk was dat de verdachte geen knuppel had, en de toezichthouder zich dus ook niet bedreigd hoefde te voelen. De Hoge Raad vond immers dat een andere verdachte die tegen twee agenten had geroepen: “die kankerwouten, die teringlijers moeten ze allemaal afmaken” in zulke algemene bewoordingen had gesproken dat er geen redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen.
De Politierechter heeft mijn betoog gevolgd omdat in de concrete situatie het duidelijk was dat de verdachte geen knuppel had en daaraan ook niet snel of makkelijk kon komen. Derhalve was er geen redelijke vrees dat de kop van de toezichthouder eraf zou worden geslagen.
Vanwege de vrijspraak voor de bedreiging bleef alleen de belediging over en kon worden volstaan met een taakstraf van 60 uur. Zowel de verdachte als de officier, en ondergetekende, konden zich hierin vinden.