Achtergrond bij de Coronarellen
Ondanks het verbod werden mensen, onder andere door iemand uit de organisatie van de demonstratie, toch opgeroepen om koffie te komen drinken op het Museumplein. Daarnaast kondigde FvD een bijeenkomst aan op dezelfde plek en hetzelfde tijdstip. Ten gevolge van deze oorzaken heeft de burgemeester naast het verbod op de demonstratie, het Museumplein en de directe omgeving op 2 januari ‘22 aangewezen als veiligheidsrisicogebied. Zo’n besluit geeft de politie de bevoegdheid er preventief te fouilleren.
Voor de rechter
Op 5 januari ’22 stond een vermeend relschopper voor de rechter. Hij werd ervan verdacht op 2 januari in de Van Baerlestraat (omgeving Museumplein) geweld te hebben gepleegd tegen de Mobiele Eenheid (ME).
Koffie drinken?
Dat verdachte naar het Museumplein gekomen was om koffie te drinken, geloofde de rechter niet. De reden is dat er zich al lange tijd op zondag op het Museumplein allerlei ongeregeldheden voordoen, waarbij veel geweld is gebruikt tegen de politie. Iedereen wist volgens de rechter dus dat, als je niets met de Coronarellen te maken wilde hebben, je op 2 januari 2022 niet naar het Museumplein moest komen. Of omgedraaid, als je er wel heenging, wist je wat je te wachten kon staan.
Vlam in de pan
Op een gegeven moment sloeg de vlam in de pan. Op de kruising van de Paulus Potterstraat en de Van Baerlestraat kwamen er volgens het proces-verbaal (PV) van de politie duizenden mensen op de ME af. De ME’ers zijn door meerdere mensen geslagen, onder andere met paraplu’s. De ME heeft zich vervolgens terug moeten trekken.
Beelden
Op beelden is te zien dat verdachte in de frontlinie staat, en dat hij roept en wijst naar een ME’er. Vervolgens doet de ME’er een stap terug, waarna verdachte een trap tegen zijn schild geeft. Hierop neemt verdachte een gevechtshouding aan.
Overweging rechter
Verdachte stond binnen een groep joelende, schreeuwende personen, die geweld gebruikten tegen de politie. Zoals de ME’er heeft omschreven in het PV was de sfeer tijdens de Coronarellen grimmig en had men agressieve blikken in de ogen. Er kwamen duizenden mensen op de ME afgelopen en het leek alsof de groep hen wilde bestormen. De ME is geschopt en geslagen. De schop van verdachte was gericht tegen een ME’er die een schild vasthield, waarbij het de intentie was om geweld te gebruiken. Dat volgt ook uit de gevechtshouding die verdachte na de schop aannam.
Verdachte is met zijn gedrag meegegaan in de aanvalsgolf, stond vooraan en ging meteen de confrontatie aan met de ME. Zijn schop initieerde verder geweld tijdens de Coronarellen. Naar oordeel van de rechter vormt dergelijke groepsdynamiek de kern van openlijk geweld.
Veroordeling
Verdachte wordt veroordeeld voor openlijke geweldpleging. Wat meeweegt in zijn straf is dat hij eerst bij de politie ontkende, maar na het zien van de beelden toch een bekennende verklaring afgelegde. Er was toen geen ontkomen meer aan, aangezien hij haarscherp in beeld was. Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat het niet nog een keer zal gebeuren. Volgens de rechter niet omdat hij spijt heeft, maar omdat de detentie hem zwaar valt. Tot slot wordt nog meegewogen dat een krachtig signaal moet worden afgegeven dat dergelijk gedrag volstrekt ontoelaatbaar is.
Alhoewel de richtlijnen voor straf in het geval van openlijke geweldpleging als uitgangspunt een taakstraf duiden, vindt de rechter een taakstraf niet in verhouding staan tot de ernst van wat er gebeurd is. Al met al wordt aan verdachte een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar opgelegd. Tevens wordt een taakstraf van 40 uren opgelegd.
Overwegingen
Een aantal zaken spelen mee in deze (gezien de richtlijnen) hoge straf. Ten eerste het gegeven dat verdachte in eerste instantie ontkende, en pas toen hij eigenlijk niet anders kon, bekende. In samenspraak daarmee ook de indruk van de rechter dat verdachte geen echte spijt heeft. Dat werpt de schijn op dat iemand geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
Ook speelt mee dat de rellen en het daarmee gepaard gaande geweld bij Coronademonstraties op het Museumplein een structureel fenomeen lijken te worden. De roep om zwaardere straffen, bij wijze van preventief signaal, vindt dan makkelijk gehoor. En tot slot speelt waarschijnlijk in bredere zin het publieke debat omtrent geweld tegen hulpverleners mee.
Een en ander toont maar aan dat de strafmaat in een zaak, los van wat er feitelijk gebeurd is, behoorlijk afhangt van de achtergrond en omstandigheden van het verhaal.