Achtergrond van het militaire tuchtrecht
In de juridische wereld is de eerste vraag als iemand iets roept altijd ‘Waar staat dat dan?’
De “aangifteplicht” staat in de Wet militair tuchtrecht (WMT). De naam van die wet zegt het al; die gaat over het tuchtrecht.

Het militair tuchtrecht geldt niet 24/7. Het geld alleen
– als een militair zijn uniform draagt
– als een militair op een militaire plaats is (kazerne, bushmaster, schip, heli…)
– tijdens werktijd.

Het tuchtrecht is bedoeld om ervoor te zorgen dat militairen, in deze situaties, zich correct gedragen. Dat lijkt heden ten dage misschien overbodig, en is het in de meeste gevallen ook wel. Je moet je echter realiseren dat het tuchtrecht komt uit de tijd van de dienstplicht. In die tijd kwamen er veel jongelui in dienst die daar geen zin in hadden. Het kader had er een zware kluif aan om die lui in het gareel te houden.

Bedoeling van het tuchtrecht
Het tuchtrecht geeft het kader van een militaire eenheid de mogelijkheid om iemand die zich niet militair gedraagt, snel te straffen. Op die manier ziet iedereen in de eenheid dat incorrect gedrag niet wordt geaccepteerd. Het gaat dan om zaken als ongeoorloofde afwezigheid (OA), het niet opvolgen van dienstbevelen, het niet naleven van een dienstvoorschrift (dagelijkse orders) of het uniform op slordige wijze dragen.
Je kan dus zeggen dat het tuchtrecht eigenlijk alleen gaat over het orde houden binnen een militaire eenheid. En over de orde binnen een militaire eenheid heeft een commandant het voor het zeggen. Niet meer en niet minder.

Wat is de bevoegdheid van een commandant?
Een commandant is dus absoluut niet een verlengstuk van het openbaar ministerie (OM). Een commandant heeft geen taak in het strafrecht. Een commandant is geen rechercheur of officier van justitie, en heeft zich ook niet zo te gedragen. Toepassing van het strafrecht is aan de marechaussee, niet aan de commandant.[1]

Het kan echter zijn dat een tuchtrechtelijke overtreding, ook een strafrechtelijke overtreding is. Dit is het geval in een zeer beperkt aantal uitzonderingen. Het duidelijkste voorbeeld is OA. Normaal gesproken is het een tuchtrechtelijke overtreding om OA te zijn. Maar als de ongeoorloofde afwezigheid langer dan 4 dagen duurt, wordt het (ook) een strafrechtelijke overtreding. En zo zijn er nog een paar van dit soort gevallen, waarin een gedraging onder het tuchtrecht valt maar ook onder het strafrecht.

Alleen in de gevallen dat een tuchtrechtelijke overtreding óók een strafrechtelijke overtreding is, geldt er een aangifteplicht van de commandant. In die gevallen – heeft de wetgever bepaald – is de ‘macht’ of de bevoegdheid van de commandant namelijk ondergeschikt aan die van het OM. En dat is ook logisch.

Strafrecht is zwaarder dan tuchtrecht. Tuchtrecht is alleen maar bedoeld om orde te houden op een militaire eenheid. De bevoegdheden van een commandant zijn dáárop gericht.
Als een gedraging naast tuchtrechtelijk ook strafrechtelijk is, dan betekent dat eigenlijk dat de wetgever die gedraging zo erg vindt, dat afdoening daarvan binnen het tuchtrecht niet meer op z’n plaats is. (De straffen in het tuchtrecht zijn relatief licht.) Één, of twee, of drie dagen OA kan nog gezien worden als een schending van de orde van een militaire eenheid. Maar als iemand bijvoorbeeld een week lang OA is, of een maand, wordt dat een groter probleem. Dan gaat het niet alleen meer over de orde op de eenheid, maar wordt ook het landsbelang geraakt. Om die reden wordt de gedraging dan strafrechtelijk. En dan is het niet meer aan de commandant om die te bestraffen, maar aan het OM. Om die reden móet een commandant op dat moment aangifte doen. Hij mag de gedraging niet meer zelf bestraffen. Vandaar dat er gesproken wordt over een aangifteplicht.

Waar staat dat dan?
De aangifteplicht is opgenomen in artikel 78 van de Wet militair tuchtrecht. Daar staat het volgende verwoord: Is de commandant van oordeel dat een hem ter kennis gekomen gedraging een strafbaar feit betreft, dan is hij verplicht daarvan onverwijld aangifte te doen bij een opsporingsambtenaar.

Belangrijk hierbij is het woord “gedraging”. Die verwijst naar het begin van de WMT, waar wordt beschreven wat de bedoeling van de WMT is.[2] En dat is: Het geven van gedragsregels voor militairen die gelden als zij hun uniform dragen, op een militaire plaats zijn, en tijdens werktijd.
Hieruit blijkt dat de term ‘gedraging’ ziet op gedragsregels, dus tuchtrechtelijke overtredingen.

Had de wetgever gewild dat een militaire commandant aangifte zou doen van álle strafbare feiten die hem ter kennis komen, dan was artikel 78 anders geformuleerd geweest. Dan had er gestaan Krijgt de commandant kennis van een strafbaar feit, dan is hij verplicht daarvan onverwijld aangifte te doen bij een opsporingsambtenaar. Dán zou er sprake zijn van een daadwerkelijke aangifteplicht. Maar dat staat er niet. Er is nadrukkelijk toegevoegd dat het om een gedraging moet gaan.
Gedraging > gedragsregels > tuchtrecht.

Buiten de gebruikte bewoordingen in de WMT, volgt een en ander ook uit de zogenoemde ‘scherpe scheiding’ tussen het (militair) strafrecht en het militair tuchtrecht. Zie voor meer informatie daarover bijvoorbeeld de Aanwijzingen bij Richtlijn tuchtsepot voor gevallen ex artikel 79 Wet militair tuchtrecht, of het Militair Rechtelijk Tijdschrift (MRT).

Nota bene
Hetgeen hiervoor beschreven is wil niet zeggen dat een commandant bij strafrechtelijke overtredingen nooit een verantwoordelijkheid heeft. Er zijn gevallen dat een commandant (of andere militair) moet ingrijpen. Maar, dit is alleen het geval als een onder zijn bevel staande militair op dat moment een misdrijf pleegt of gaat plegen. (Let ook op het verschil tussen overtredingen en misdrijven.) Ook dat is logisch. Denk aan situaties in oorlogstijd, waar militairen uit emotie dingen zouden kunnen doen die echt niet door de beugel kunnen. Natuurlijk moet een leidinggevende dan ingrijpen. De onderstreping hierboven maakt echter duidelijk dat deze bepaling niets te maken heeft met gedragingen van een militair in privé.

[1] Behalve in heel uitzonderlijke gevallen, buiten de landsgrenzen of op territoriale zee. Zie artikel 5 van het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht.
[2] Zie artikelen 2 en 3 Wet militair tuchtrecht.

Voor meer informatie over de schrijver, klik hier.

Deel nieuwsbericht via social media: